De ziekte van Weil, ook wel leptospirose genoemd, komt voor over de hele wereld onder de meeste zoogdieren, zo ook in Nederland. Honden en katten dus ook, al worden katten er vaak niet onwel van. Zij kunnen het echter wel doorgeven aan hun verzorgers, omdat deze ziekte een zogenaamde zoönose is. Dit is een ziekte die van dier op mens overspringt. Daarom is het belangrijk om leptospirose in toom te houden, onder andere door te vaccineren.
Wat is de ziekte van Weil?
De ziekte van Weil wordt veroorzaakt door een Leptospira-bacterie. Van die bacterie zijn meerdere soorten die je viervoeter onwel kunnen maken. Meestal wordt je huisdier erg acuut en ernstig ziek. De ziekte is al zo’n 80 jaar bekend in Nederland bij de hond. Kleine, wilde knaagdieren, zoals ratten en muizen, dragen de bacterie vaak bij zich. Daarom wordt Leptospira in de volksmond ook wel de 'rattenziekte' genoemd. Besmette dieren scheiden de bacterie uit via de urine, en hierdoor raakt ook de omgeving bevuilt.
Leptospirose vindt je vooral voor in regenachtige seizoenen, risico gebieden zijn daar waar veel water te vinden is en waar een hoop knaagdieren zitten. Ook kan de ziekte veel slachtoffers maken in bijvoorbeeld asielen, omdat daar veel honden bij elkaar zitten. Daarom is hygiëne en entingen daar erg belangrijk om het risico van besmetting zo laag mogelijk te houden.
Hoe raakt een hond besmet met de ziekte van Weil?
Als de bacteriën in een wond of op de slijmvliezen (bijvoorbeeld in de bek) van je huisdier terecht komen, kan deze zo de ziekte overdragen en een infectie veroorzaken. De bacteriën zitten in urine van geïnfecteerde dieren, in de grond of in oppervlaktewater. Het is dus mogelijk dat je viervoeter onwel wordt nadat deze in de sloot of in een meertje gezwommen heeft. Bovendien kan het opeten van een geïnfecteerde rat of muis ook leiden tot ziekte, al zullen niet veel honden dat doen – dit zie je meer bij katten.
Nadat de bacterie is opgenomen door de je viervoeter, zal deze zich via het bloed door het lichaam verspreiden. Vooral de nieren en lever krijgen het zwaar te verduren, maar ook veel andere organen kunnen beschadigd raken. Een levensbedreigende complicatie is aantasting van de longen, waarbij bloedingen in de longblaasjes optreden. De ziekte kan ernstig zijn en is zelfs dodelijk als je je hond de nodige bescherming niet geeft.
Ziekte van Weil symptomen
Het duurt ongeveer 7 dagen na het oplopen van de ziekte tot er verschijnselen te zien zijn. Het brede scala symptomen kan bevatten:
- Koorts of juist ondertemperatuur;
- Lusteloosheid;
- Slechte eetlust;
- Zwakte;
- Braken;
- Buikpijn;
- Diarree;
- Geelzucht;
- Uitdroging;
- Stijfheid of pijn aan de spieren/botten;
- Minder/niet plassen of juist veel drinken en plassen;
- Benauwdheid of snel ademen;
- Gewichtsverlies;
- Oogproblemen.
Door de aantasting van de nieren kun je veranderingen zien aan het plasgedrag van je huisdier; deze gaat minder tot niet of juist veel urineren. Geelzucht komt door de beschadiging van de lever: de slijmvliezen (bijvoorbeeld in de bek) en het wit van het oog kleurt dan geel. Dit zie je niet altijd bij honden met leptospirose, bij ongeveer een derde van deze honden doet de lever mee.
Het lichaam kan de uit het bloed en uit de meeste organen verwijderen, maar soms lukt dat niet. De microbe blijft dan chronisch in bijvoorbeeld de organen zitten, waardoor je hond voor lange(re) tijd ziek blijft.
Diagnose ziekte van Weil
Wanneer je met je zieke hond op het spreekuur gaat, stelt de dierenarts een aantal vragen om en idee te krijgen van het probleem. Bij een verdenking op leptospirose is het belangrijk om te weten of je hond gezwommen heeft of op een andere manier de ziekte opgelopen heeft, en natuurlijk welke verschijnselen deze heeft.
Omdat er bij de ziekte van Weil soms niet zulke specifieke symptomen zijn, moet de arts meer onderzoek doen. Dat bestaat uit bloedonderzoek en urineonderzoek. Om te bekijken hoe erg organen aangetast zijn, kunnen er daarnaast röntgenfoto’s van de borstkas gemaakt worden en een echo van de buik. Er zijn ook testen die kunnen bevestigen dat je hond de ziekte van Weil, of Leptospirose heeft. De ene is beter en sneller dan de ander. Het beste is om een PCR-test te doen op zowel een bloed- als urinemonster. Deze test laat zien of de bacterie aanwezig is. Vaak wordt daarnaast ook nog gekeken met een andere soort test of er antilichamen tegen de microbe in het bloed zitten. Met de uitslagen van deze testen kan de DA met de grootste zekerheid zeggen of je hond wel of niet besmet is. Bevestiging van de diagnose is belangrijk voor het kiezen van een behandeling.
Behandeling van ziekte van Weil
De behandeling tegen de ziekte van Weil bestaat uit antibiotica en ondersteunende therapie. Het antibioticum wordt meestal al gegeven nog voor de uitslag van de testen er is. Dit gebeurt als de dierenarts al een sterke verdenking heeft dat je hond inderdaad de bacterie heeft is en als deze erg onwel is. Het kan namelijk gevaarlijk zijn voor je hond en voor jou om hiermee te lang te wachten. De kuur duurt vrij lang, namelijk 14 dagen. Dit is noodzakelijk om de bacteriën ook volledig uit de nieren te krijgen.
Daarnaast krijgt de hond vaak infuus en pijnstilling en moet soms geholpen worden met eten. De dierenarts blijft in de gaten houden of je hond nog goed kan plassen; dit zegt ook iets over hoe het met de hond gaat. Soms gaat het zo slecht dat je hond dialyse nodig heeft; dit kan alleen in gespecialiseerde klinieken. Ten slotte kunnen er nog specifieke medicijnen gegeven worden die bijvoorbeeld de misselijkheid tegengaan of de maag en darmen beschermen.
Als je nog andere honden hebt, is het verstandig deze preventief met antibiotica te laten behandelen. Zij kunnen namelijk ook besmet zijn geraakt. Voor katten wordt dit vooralsnog niet aangeraden.
In de periode na de behandeling zal de dierenarts je hond nog een aantal keer willen terugzien. Hij of zij doet dan onder andere bloedonderzoek om te zien of je hond goed herstelt.
Preventie: inenting ziekte van Weil
(Indirect) contact met knaagdieren en andere wilde dieren moet vermeden worden. Dat betekent dat je hond beter niet buiten uit plassen en dergelijke drinkt of erin zwemt, voornamelijk niet als dit water stil staat of lauw van temperatuur is. Scherm de tuin af met hekken en zorg ervoor dat knaagdieren in ieder geval niet aangetrokken worden.
Mocht je hond helemaal gek zijn van zwemmen, kun je deze laten vaccineren tegen Leptospirose. Ook bij honden die niet zwemmen is het verstandig om dat te doen. Er bestaan vaccins die tegen twee soorten Leptospira-bacteriën beschermen, en vaccins die tegen vier soorten beschermen. Bij het eerste type zie je nog vaak dat de hond alsnog het bacterie krijgt en onwel wordt door net een andere soort. Daarom wordt aangeraden om voor het vaccin te kiezen die tegen vier soorten werkt. Het inentingsschema is als volgt:
- Eerste vaccinatie op 9 weken leeftijd
- Tweede vaccinatie op 12-14 weken leeftijd
- Derde vaccinatie op 1 jaar leeftijd
- Daarna elk jaar herhalen
Het kan zijn dat je het spannend vindt om je hond tegen de ziekte van Weil te vaccineren, omdat je gehoord hebt dat honden hier flink onwel van worden. Hier is grondig onderzoek naar gedaan en het blijkt dat dat niet waar is. Het klopt dat vaccinaties soms bijwerkingen geven, maar deze zijn vrijwel altijd mild en ook nog eens heel zeldzaam. Het vaccin tegen leptospirose geeft niet meer bijwerkingen dan andere vaccins voor honden. Leptospirose zelf kan wel heel gevaarlijk zijn voor honden en ook voor jou, dus daarom stellen dierenartsen het vaccin vaak voor.