Het is bijna Kerstmis als Theo en Heleen Niemeijer dienst hebben op de dierenambulance. Via de portofoon komt een melding binnen: drie honden lopen los over de Hoofdstraat in Overdinkel. Een gevaarlijke plek, met veel verkeer. Wanneer de vrijwilligers aankomen, heeft een alerte buurvrouw de honden weten te vangen en in haar kleine auto gezet.
Het gaat om twee grote honden en een middelgrote. Ze zijn rustig genoeg om ter plekke te controleren of ze gechipt zijn, maar in de Nederlandse databank is niets te vinden. Wel duikt er een Duitse verwijzing op, en daar kunnen Theo en Heleen niet zomaar bij. De beslissing is snel gemaakt: de honden gaan mee naar het asiel.
Paniek op schoot
In de dierenambulance ontstaat een praktisch probleem. Er zijn maar twee benches, dus de grote honden gaan achterin. De middelgrote hond belandt op schoot bij Theo. Niet ideaal, maar los laten rondlopen is geen optie.
Al snel verandert de rit in een stressvolle ervaring. De hond op schoot begint onafgebroken te blaffen en te janken. Zo hard, dat bellen onmogelijk is. Zelfs de coördinator is niet te verstaan. Heleen zet de ambulance langs de weg om op een rustige plek alsnog contact te kunnen opnemen.
Dan klopt er plots een vrouw op de zijruit.
“Die honden zijn van mij!”
De vrouw klinkt boos en zichtbaar gespannen. Ze is met de auto naar haar honden op zoek en hoorde het geblaf toen ze achter de dierenambulance stond. Haar zoontje had thuis per ongeluk de deur open laten staan, waardoor de honden waren ontsnapt.
Pas dan valt alles op zijn plek. De vrouw vertelt dat de middelgrote hond doof is. Hij heeft de hele rit niets gehoord, zijn twee grote maatjes niet gezien en dacht waarschijnlijk dat hij werd weggehaald. De paniek was geen onwil, maar pure angst.
Tranen, opluchting en een knuffel
De vrouw woont vlakbij en volgt de dierenambulance terug naar huis. Daar staat het gezin al te wachten: vader, moeder en twee jonge kinderen. De opluchting is groot. Een van de kinderen vliegt Theo en Heleen om de nek om hen te bedanken.
De ouders reageren hun spanning eerst af op hun zoontje, maar Heleen grijpt in. Met haar achtergrond in de psychiatrie moedigt ze de moeder aan om het kind niet te straffen, maar vast te pakken. Even twijfelt ze, maar dan volgt alsnog een knuffel.
Voor Theo en Heleen is het een moment dat bijblijft. Misschien wel het mooiste dat ze in hun tijd als vrijwilliger hebben meegemaakt. Soms eindigt een dienst niet met sirenes of drama, maar met opluchting, tranen — en een stille les in menselijkheid.