Je zou het bijna niet geloven, maar onder al die klitten zat een hond. Een klein, bescheiden hondje dat nauwelijks nog kon lopen. Zijn vacht was vervilt tot op de huid, zijn nagels zo lang dat ze in zijn pootjes prikten. Uitwerpselen kleefden aan zijn achterlijf, zijn oren zaten dicht van de vacht en zijn ogen keken dof.
Zijn naam was Teun. Ooit geliefd, vast ook geknuffeld. Maar langzaam gleed hij weg in verwaarlozing – niet uit kwaadheid, misschien, maar uit onmacht. Zijn baas kon de zorg niet meer aan. En dus kwam Teun uiteindelijk bij Dierenopvang Koningen terecht. In een staat waarin je een dier niet zou willen terugvinden.
Een kilo vilt en vier wasbeurten – pas toen werd hij weer zichtbaar
De trimmer van de opvang moest bijna een kilo vervilte vacht verwijderen. Teun onderging het stilletjes. Geen grom, geen gegil. Alsof hij wist: eindelijk helpt iemand me. Vier volledige wasbeurten waren nodig om hem schoon te krijgen. En wat daaronder vandaan kwam, brak ieders hart.
Want daar stond ineens een hondje. Mager, oud, wiebelig – maar met een zachte blik die alles zei. Teun had het opgegeven, maar niet zijn vertrouwen verloren. Hij liet alles toe. Elke schaar, elke straal warm water, elke hand die hem aanraakte. Alsof hij eindelijk durfde te hopen dat het beter kon worden.
Toen kwam de diagnose – als een tweede klap
Net toen iedereen dacht dat het ergste voorbij was, volgde het medische onderzoek. Zijn leverwaardes waren slecht. Hij had een vergrote lever. En dan nog dat onheilspellende bultje in zijn buik, dat op een echo te zien was. Er werden biopten genomen, onderzoeken gedaan. De angst dat het kwaadaardig zou zijn, hing als een grijze wolk boven hem.
Teun begon aan medicatie. Zijn lijf was zwak, maar zijn wil was sterker. Hij at, hij liep weer wat rond. En elke dag leek hij iets meer hond te worden – minder schim, meer zichzelf.
En toen gebeurde het: iemand zag hem écht
Er zijn honden die maanden wachten. Die achter een tralies stilletjes ouder worden, terwijl bezoekers steeds voorbijlopen. Teun was er bijna ook zo een geworden. Te oud, te ziek, te klein, te ‘ingewikkeld’.
Maar toen kwam er iemand die niet wegkeek. Die niet alleen zijn aandoeningen zag, maar ook zijn karakter. Zijn zachtmoedigheid. Zijn kracht. En ineens had Teun een thuis.
Teun kreeg een nieuw leven – en een broertje
We zijn inmiddels maanden verder. De uitslagen zijn nog steeds spannend, maar Teun leeft. Hij lééft. Hij heeft nu een eigen mand, een tuin, mensen die hem knuffelen zonder aarzeling. En misschien het allermooiste: een hondenvriendje.
Ze liggen vaak samen in de zon, snuffelen in de tuin, wachten bij de deur tot hun mens thuiskomt. Teun is er nog. En meer dan dat: hij hoort er weer bij.